In het koninkrijk Deverry, waar de mensen naast de elfen leven en sommigen bekwaam zijn in het uitoefenen van dweomer, magie, ontstaat er twist bij de edellieden van verscheidene duns over het verdelen van het land. De koning is zwak en vergiftigd en niet in staat om afdoende tussenbeide te komen en het Duistere Broederschap, een genootschap van zwarte magiers, ziet zijn kans om in te grijpen. Alleen de eeuwenoude magier Nevyn in zijn vermomming als eenvoudige kruidenmenger kan met zijn vrienden het koninkrijk redden. Dit is het derde deel in de romancyclus over Deverry van Katharine Kerr na 'Zilverdolk' en 'Maanduister'. Kerrs voornaamste troef is de authenticiteit waarmee ze haar magische Keltische wereld weet op te roepen en de directheid van haar schrijfstijl die minder te lijden heeft onder bombast dan vaak het geval is in fantasy. Een minpunt is de ingewikkeldheid van haar verhalen omdat de personages voortdurend reincarneren zodat je soms een 'Tolstoiaans' gevoel krijgt door al