De dagdromer

Peter Fortuin woont samen met zijn zusje en zijn vader en zijn moeder in een heel gewoon stadje, waar alleen maar heel gewone dingen gebeuren. Behalve dan als Peter uit het raam gaat zitten staren of als hij op een zomermiddag op een grassprietje kauwend naar de lucht gaat liggen kijken. Dan gebeuren er de meest fantastische dingen: hij' kruipt - letterlijk - in de huid van een kat, poppen komen tot leven, hij ontmaskert een inbreker of wordt opeens weer een baby. Of hij laat zijn kleine zusje in de bus zitten als hij zelf uitstapt, terwijl hij haar net nog op het nippertje van een groep hongerige wolven heeft gered. Peters ouders denken vaak dat ze weten wat er omgaat in zijn hoofd. Maar niemand kan weten waar iemand anders aan denkt als die er niets over zegt.