Auteur | Dawkins, R. |
ISBN | 9789025420819 |
Uitgeverij |
Om de stelling te onderbouwen dat er een maker moet zijn (geweest) die alles heeft bedacht, gebruiken creationisten graag het argument van de 'onwaarschijnlijke perfectie' in de natuur. Hoe kunnen er bijvoorbeeld ongehoord ingewikkelde mechanismen als het oog of het web van de spin langzamerhand gegroeid zijn? En wat was dan de functie van de stadia vóór het eindproduct? Dergelijke aanvallen op de evolutietheorie bleken lange tijd moeilijk weerlegbaar.In zijn nieuwe boek gaat Richard Dawkins deze uitdaging aan. Hij toont hoe de evolutietheorie voor het verklaren van natuurlijke verscheidenheid onvermijdelijk is. Met behulp van een groot aantal voorbeelden van bijna onbegrijpelijk perfect ontwikkelde organismen en levensvormen toont hij onomstotelijk de waarheid aan van wat sommigen de meest onwaarschijnlijke stelling noemen: dat alles in de natuur via enerzijds toevallige mutatie en anderzijds een voortdurend selectieproces op natuurlijke wijze ontstaan en gegroeid is. 'Dit is